Ik zie tijdens mijn lezingen hoe vmbo'ers hun docenten spiegelen

Al jaren geef ik lezingen over mijn youngadultboek Smiley aan vmbo’ers, de laatste tijd vooral aan derdejaars basis-kaderleerlingen. Dat doe ik via Stap op de Rode Loper, een rondreizend evenement voor het vmbo. Samen met tientallen andere schrijvers, verhalenvertellers, rappers, theatermakers en spokenwordartiesten bezoek ik inmiddels vijf steden per jaar: Groningen, Leeuwarden, Amsterdam, Utrecht en Eindhoven. Honderden vmbo-scholieren van verschillende scholen komen die dag naar culturele locaties, zoals musea, theaters, filmhuizen, poppodia, boekhandels en kunst- en cultuurcentra – vaak is het voor het eerst dat ze zo’n cultuurtempel in hun eigen stad bezoeken. 

Deze dagen zijn voor mij elke keer weer een fantastische ervaring. Het gebeurt niet zelden dat een groep jongeren met frisse tegenzin ‘mijn’ zaal binnenschuifelt, zeker aan het eind van de dag als ze hun max wel hebben bereikt, diep weggedoken in hun capuchons en vastgeplakt aan hun telefoons. Bovendien ben ik een schrijver, en er is maar weinig saaier dan boeken. Denken ze. Maar bijna altijd eindigt mijn interactieve lezing met vrolijk (en soms ook oprecht) geruzie over het exemplaar van Smiley dat ze kunnen winnen. Vechten om een boek, wie had dat kunnen denken?

Soms gaat een lezing vanzelf, vaker is het hard werken en moet ik alles geven om ze te bereiken. En toch. Elke editie, in elke stad opnieuw, sta ik versteld van deze jongeren. Ze hebben het hart op de tong, roepen en vinden van alles (dat moedig ik ook aan) en hebben vaak zelf al veel meegemaakt. En in elke groep zijn er een paar leerlingen die me opvallen: omdat ze heel goede vragen stellen waarop ik niet meteen antwoord heb, omdat ze achteraf naar me toekomen en fluisteren dat ze het heel interessant vonden of zelf ook wel zouden willen schrijven (die ene jongen met dat petje uit een luidruchtige groep jongens in Amsterdam, dat meisje met hoofddoek in Eindhoven dat tot nu toe alleen in het Arabisch had geschreven), of omdat ze zelf ervaring hebben met de thema’s uit mijn boek (migratie, groepsdruk, bendevorming, criminaliteit).

Maar er is nog iets wat me in deze jaren steeds helderder is geworden: de dynamiek in de groep en de houding van deze jongeren zijn vrijwel een-op-een terug te voeren op de houding van hun docenten. Ze spiegelen dat gedrag, volledig. De leerlingen worden altijd begeleid door een of meer docenten van hun eigen school. Soms door hun docent Nederlands, vaak ook door docenten van andere vakken. En ik zie bij binnenkomst al hoe de vlag erbij hangt. Je hebt er docenten bij die met humor en vrolijke strengheid het rumoer en de onrust te lijf gaan – een magische combinatie die eigenlijk altijd werkt. Je hebt erbij die hun leerlingen echt zíen en die precies weten wat ze nodig hebben, zoals in Eindhoven die ene leerling die tijdens de laatste lezing van de dag van zijn docent de ruimte kreeg af en toe even te gaan staan en te bewegen. ‘Hij is een beetje op’, verontschuldigde ze zich bij mij. Vervolgens deed hij van al zijn klasgenoten het actiefst mee. Bij dit soort docenten spat de liefde voor deze kinderen met hun grote monden en kleine hartjes er vanaf. Vrijwel zonder uitzondering zijn dit de docenten die zich vooraf even bij mij komen voorstellen, die actief meeluisteren en meepraten en die nadien komen vertellen hoe ze het hebben ervaren. Die zélf enthousiast zijn, kortom. Gevolg: hun leerlingen gedragen zich hetzelfde. 

En dan heb je de docenten die binnenkomen zonder boe of ba. Die achterin op een stoel gaan zitten, onderuitgezakt en ongeïnteresseerd. Die de hele lezing niets zeggen, en die evenmin ingrijpen wanneer een aantal leerlingen maar blijft klooien. Docenten die van ons schrijvers verwachten dat we niet alleen alles geven wat we in ons hebben om deze leerlingen ‘aan’ te zetten, maar dat we ook nog politieagent gaan spelen. Of die onder ingrijpen verstaan: met de vingers knippen, of een paar keer een snauw geven. En het allerergste (ik verzin dit niet): docenten die bij elkaar kruipen, niet meeluisteren, en de hele lezing op hun telefoon scrollen en elkaar dingen op die telefoons gaan laten zien – met bijbehorend commentaar – terwijl wij wanhopige pogingen doen om hún leerlingen wél geïnteresseerd te krijgen. Een vrijwel onmogelijke opgave, want: leerlingen spiegelen hun docent. 

De kroon spanden twee vrouwelijke docenten in Groningen die niet alleen dit laatste gedrag vertoonden, maar die het ook nog presteerden bij het weggaan te laten weten het wel even lekker te hebben gevonden dat zij niets hoefden te doen en dat wij het werk voor hen opknapten. ‘Lekker rustig opstarten zo, na de vakantie.’ Ik had ze willen vragen: waarom geef je les aan vmbo’ers als je totaal niet in ze geïnteresseerd bent?

Niet alleen hebben deze docenten niet begrepen wat het doel van Stap op de Rode Loper is en wat hun rol daarin zou moeten zijn. Ook hebben ze hun leerlingen een unieke kans ontnomen, namelijk: de kans om voor het eerst te ervaren hoe verhalen je leven kunnen verrijken, en hoe die een waardevolle vorm van zelfexpressie kunnen zijn.

Ik gun al deze leerlingen én mijn eigen kind (ook vmbo) warme, betrokken docenten. Docenten die hem zelfvertrouwen geven en positieve stimulans. Die zijn eigenheid en interesses waarderen, die kunnen lachen om zijn fratsen. En die hem laten zien en ervaren hoe mooi en rijk de wereld van kunst en cultuur kan zijn.